Kennishub

Wat Nederland kan leren van de warmtetransitie in Frankrijk, België en Denemarken

De warmtetransitie is een complexe en urgente opgave die elk Europees land op zijn eigen manier aanpakt, maar wel met gezamenlijke Europese kaders en doelen. Waar Nederland inzet op wijkgerichte participatie en innovatie, kenmerkt een top-downmodel Frankrijk, focust België op kleinschalige initiatieven en digitalisering, en laat Denemarken zien wat consistent beleid en een lange adem oplevert. Cédric Deverchere (NetVerder), Erik De Schutter (VITO) en Michiel de Wit (Gemeente Súdwest-Fryslân), vergelijken de aanpak van de warmtetransitie in verschillende landen.

Hoe ver zijn Frankrijk, België en Denemarken met de warmtetransitie?

Frankrijk is volgens Cédric al lange tijd gestructureerd bezig met warmtebeleid. “Ik was afgelopen december nog op het nationale congres over de warmtetransitie in Parijs. Het was indrukwekkend hoe georganiseerd het was. Er zijn lokale én nationale campagnes, subsidies voor isolatie en duidelijke keuzes vanuit de overheid”. Hij noemt de Franse aanpak “top-down, georganiseerd en zonder de noodzaak van participatietrajecten op wijkniveau. Dat is echt anders dan in Nederland”.

In België is de situatie minder gestructureerd, vertelt Erik De Schutter. “We zouden er beter kunnen voorstaan. Politiek en organisatorisch staan we achter op Nederland. In Vlaanderen wordt nu wel werk gemaakt van warmtebeleid, maar de structuur is versnipperd. Vlaanderen, Brussel en Wallonië pakken het allemaal anders aan”.

De mate van voortgang verschilt ook per regio. “In Wallonië zie je mooie projecten in steden als Luik en Charleroi met geothermie en vijfde generatie warmtenetten”, zegt Erik. “Maar in de meeste gevallen zijn we afhankelijk van netbeheerders die het gas- en elektriciteitsnet beheren. Warmte is daar nog geen kernactiviteit”.

Denemarken laat zien wat het resultaat is van jarenlange structurele inzet. “Ze hebben 65% van alle huishoudens aangesloten”, vertelt Michiel de Wit. “Ze zijn nu bezig met optimaliseren en bronnen verduurzamen. Het is een volwassen markt, met veel transparantie en publiek eigendom”. De focus ligt daar nu op het aansluiten van ‘de minder rendabele wijken’ en het elektrificeren van bestaande netten.

Wat is het sentiment onder overheid en burgers?

Cédric: “Ik denk dat Fransen klimaatbewuster zijn dan Nederlanders, ze voelen de urgentie. Mensen begrijpen dat ze moeten isoleren en minder energie moeten verbruiken”. Hij noemt ook de sociale dimensie: “Er is veel beleid om mensen met een kleinere portemonnee te helpen verduurzamen”.

In België is het bewustzijn bij overheden toegenomen, maar het draagvlak bij burgers blijft fragiel. “Belgen zijn sterk gehecht aan hun individuele vrijheid. De meeste mensen willen gewoon hun eigen verwarming kunnen bedienen”, zegt Erik. “Een collectief warmtenet voelt voor sommigen alsof de overheid bepaalt wanneer zij het warm mogen hebben”. Toch ziet hij dat beeld langzaam kantelen. “Er komt meer bewustwording dat collectieve warmte ook duurzaam en betrouwbaar kan zijn. Vooral als het gaat om kleinere netten, in de wijk of straat, waar buren samenwerken. Mensen willen wel verduurzamen, maar het moet betaalbaar en begrijpelijk zijn”.

In Denemarken is het draagvlak groot. “Voor de burgers is het draagvlak relatief hoog, mede dankzij lage kosten en transparantie”, zegt Michiel. “Er is vaak maar één leverancier, het is betrouwbaar en er is vaak lokaal eigenaarschap”. Die transparantie in tarieven en het collectieve karakter zorgen voor vertrouwen. “Als je eenmaal hebt geleerd om over de lange termijn te denken, dan wordt collectieve warmte breed gedragen”.

Wat zijn belangrijke verschillen met Nederland?

Het grootste verschil zit in de aanpak. “In Frankrijk is het heel normaal dat de overheid zegt: ‘Dit is de oplossing, dit gaan we doen’”, legt Cédric uit. “In Nederland moet elk besluit samen met bewoners worden genomen. Dat kost veel tijd en energie, en leidt niet altijd tot uitvoering”. Daarnaast verschillen de gebouwtypen. “In Frankrijk zijn veel appartementencomplexen”, zegt Cédric. “Daar werkt collectieve warmte vanzelfsprekender. In Nederland heb je veel rijtjeshuizen. Dat maakt de businesscase voor warmtenetten complexer”.

Erik ziet een ander structureel verschil: “In België is er een scheve verhouding tussen de gas- en elektriciteitsprijs. Elektriciteit is duurder door allerlei heffingen, gas niet. Dat ontmoedigt investeringen in warmtepompen of collectieve netten. In Nederland is die verhouding al veel beter in balans”. Ook ziet hij een gebrek aan krachtige warmtebedrijven in België. “In Nederland heb je netbeheerders die warmte serieus nemen. In België is het vaak versnipperd. Steden zijn afhankelijk van externe partijen of moeten zelf alles organiseren”.

Denemarken verschilt vooral door haar voorsprong en cultuur. “Ze hebben een lange geschiedenis en het is algemeen goed”, zegt Michiel. “Waar Nederland nog tegen aardgas vecht, is collectieve warmte in Denemarken vanzelfsprekend”. Ook opvallend: “Ze hebben als één van de weinige landen een langetermijnvisie tot 2050 echt uitgewerkt. Dat is fascinerend, daar kan Europa en Nederland nog veel van leren”.

Wat kunnen we leren van de Franse, Belgische en Deense aanpak?

Nederland kan leren van de Franse daadkracht, stelt Cédric. “In Frankrijk is het soms gewoon: we gaan dit doen, punt. Geen ellenlange participatieprocedures. En dat werkt soms beter”. Hij prijst ook de sociale onderbouwing: “In Frankrijk is het beleid niet alleen voor de middenklasse. Iedereen moet mee kunnen doen, en dat zie je terug in de subsidies en regelgeving. De beschikbare subsidies worden eerlijker verdeeld naar inkomen”.

Erik ziet dat België juist veel kan leren van Nederland. “Jullie zijn verder qua pilots, schaal, uitvoering. Wij hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden. Laat ons jullie best practices gebruiken”. Tegelijkertijd ziet hij ook kansen voor Nederland om te leren van Belgische experimenten met vijfde generatie warmtenetten: “De koude van de ene is de warmte van de andere. Dat is super efficiënt en veel kleinschaliger toepasbaar”.

België en Frankrijk hameren op digitalisering en energieflexibiliteit. “Gebruik de thermische massa van gebouwen, die is er al”, zegt Erik. “Met slimme software kun je pieken verlagen zonder grote investeringen. Demand side management is een relatief goedkope manier om capaciteit beter te benutten”.

Michiel ziet Denemarken als structureel voorbeeld. “De langetermijnvisie is echt iets wat we kunnen overnemen”. Maar de lessen zitten ook in het proces: “We leren in elke fase van hun aanpak – van beleidsontwikkeling tot financiering en projectontwikkeling”. Hij benadrukt dat project ‘Confidence’ laat zien dat de aanpak niet één-op-één kopieerbaar is, “maar we kunnen ongelooflijk veel van ze leren”.

Wat zijn de kansen in Europees verband?

Zowel Cédric als Erik zijn uitgesproken voorstanders van Europese samenwerking. Cédric: “We hebben in Europa dezelfde tools, labels en richtlijnen. Maar we kijken te weinig naar elkaars aanpak. Terwijl de verschillen in uitvoering enorm leerzaam kunnen zijn”.

Michiel sluit zich daarbij aan: “Iedereen in Europa loopt tegen dezelfde problemen aan, ondanks verschillende wetgeving”. Hij noemt internationale workshops met landen als Schotland, Frankrijk, Duitsland en Canada: “We delen onze lessen met een internationale gemeenschap. Het is tijd om dit ook op Europese schaal te brengen, om van elkaar te leren”.

Erik pleit voor meer kennisdeling tussen buurlanden: “We hoeven geen opgelegde regels vanuit Brussel, maar we moeten wél leren van elkaar. Wat werkt, wat niet, en hoe je het organiseert. Dat moet beter”. Hij ziet ook kansen in Europese financiering en digitalisering: “Het gaat niet alleen om fysieke infrastructuur, maar ook om data, automatisering en cybersecurity. Daar kunnen we als Europese regio’s gezamenlijk in optrekken”.

Leer van andere Europese initiatieven

De warmtetransitie kent in elk land zijn eigen dynamiek. Frankrijk is pragmatisch en centraal gestuurd. België werkt met kleinschalige netten en zoekt naar structuur. Denemarken heeft al decennialang ervaring en laat zien wat lange adem en consistentie kunnen opleveren. Nederland is ambitieus, maar verliest soms vaart door complexiteit en participatie. Voor Cédric is het duidelijk: “We lopen allemaal tegen dezelfde obstakels aan. Door ervaringen te delen, worden we beter. Dat geldt voor bewonersinitiatieven, bedrijven én overheden”. Erik vult aan: “De oplossingen liggen vaak al bij de buren. Je hoeft het niet allemaal zelf te bedenken”. Er is veel kennis beschikbaar – maar die moet beter worden gedeeld. Hiervoor kom je naar het Nationaal Warmte Congres op 9 oktober 2025. “Je krijgt op korte tijd veel relevante en actuele informatie. Het is aan ons allemaal om goed geïnformeerd te blijven”, zegt Erik. “We maken grote stappen”, sluit Michiel af. “Het is goed om die inzichten met elkaar te delen. Kom naar het congres om je te laten inspireren en lessen op te halen”. Wil je meer weten over het congresprogramma? Vraag dan de brochure aan.

Meer Blogs

Wat Nederland kan leren van de warmtetransitie in Frankrijk, België en Denemarken
Flexibiliteit in gebruik biedt ruimte op het elektriciteitsnet
De financiering van een waterstofproject: de kip of het ei?

Altijd op de hoogte blijven?

Ontvang exclusieve tips en trends direct in je inbox.

Zoeken

Kennishub